Natuur & landschap

Maretakken in Haspengouw, een kwestie van sleunen of niet sleunen

13 maart 2024 Haspengouw 757

Op uitnodiging van Erfgoed Haspengouw en het Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren gidste ik onlangs een landschapswandeling in en rond de heuvelsite Borgloon. Bij een panoramisch zicht in noordelijke richting tekenden zich aan de horizon enkele afgeknotte terrils van het uitgebluste Kempense steenkoolverleden af. Op de voorgrond lag het lagergelegen Vochtig-Haspengouw waarop, dankzij de aanplant van canadapopulieren, de typering coulissenlandschap kleeft. Wat vooral opviel was de aanwezigheid van maretakken in de populierenkruinen. Dit ontlokte vanuit de groep de vraag: “Waarom zijn er de jongste tijd beduidend meer maretakken dan vroeger? Zou dat een gevolg van de klimaatverandering zijn?”. Een goede vraag waarop ik niet meteen een antwoord had. Nieuwsgierig als ik ben, ben ik op zoek gegaan naar een mogelijke verklaring. Ik leg het resultaat van deze zoektocht ter overweging gaarne aan je voor.

De maretak

De maretak (Viscum album L.) behoort tot de sandelhoutfamilie. Het is een wintergroene halfparasiet: voor de aanvoer van levensnoodzakelijke mineralen (anorganische voedingsstoffen, o.a. calcium) en water is de maretak afhankelijk van een gastheer. De plant kan wel autonoom energie uit het zonlicht capteren en zodoende via het eigen bladgroen organische stoffen aanmaken (= fotosynthese). Eenmaal vastgehecht op een gastheer kan een maretak tot 70 jaar oud worden: hij groeit relatief traag tot een maximale doormeter van ca. één meter. De maretak is een tweehuizige plant, mannelijke en vrouwelijke bloemen komen op afzonderlijke planten voor. De bestuiving gebeurt vooral door vliegen. Dit zorgt voor een serieuze restrictie: alleen maretakken die in groepen groeien kunnen fertiele bessen vormen en voor verdere uitbreiding zorgen. De maretak is niet heliotroop; concreet betekent dit dat de bladeren niet groeien in de richting van het zonlicht. Er is wel een centrifugale groeiontwikkeling vanuit het centrum van de plant. De maretak heeft niet alleen heel wat specifieke, plantkundige kenmerken maar ook tal van synoniemen en suggestieve bijnamen zoals mistletoe (Engels), mistel(kruid), vogellijm, boomkruid, duivelsnest, heksennest, mattenkruid en slangentong. In de folklore is de maretak gehuld in een mythische nevel waarin druïden vaak een hoofdrol vertolken. Volgens de heidense overlevering verdrijft een maretak alles wat slecht is. Een maretak, opgehangen aan een deurstijl of tegen de muur van een stal, hield voor mens en dier alle onheil buiten, bracht voorspoed en bevorderde de vruchtbaarheid aan wie in huis of stal verbleef. In Nederland, waar de plant (en kalkrijke bodems?) – met uitzondering van het Zuid-Limburgse Mergelland – eerder zeldzaam zijn, is de maretak een beschermde plantensoort, in België (nog) niet.

 

De Latijnse benaming benadrukt enkele specifieke kenmerken van deze winterbloeier: de witte bessen (album = wit) zitten in een stroperig, kleverig (viscus = viskeus) omhulsel. De verspreiding van de zaden gebeurt – in het vroege voorjaar, tussen half januari tot eind februari – vooral door vogels, inzonderheid lijsterachtigen (lijsters en merels). Een deel van de zaden wordt door de snavel afgeveegd aan de takken waaraan ze door het kleverig vruchtvlees blijven plakken. Een ander deel passeert vrij snel (binnen het half uur) de darm. In de meeste gevallen is de afstand waarover de verbreiding plaatsvindt relatief klein. Volgens de Vlaamse Florabank komt de maretak in Vlaanderen vooral voor in de bossen ten zuiden en ten oosten van Brussel, de Voerstreek en het zuiden van de provincie Limburg alias Haspengouw. In al deze regio’s zijn zowel de (zand)lemige bodems als het onderliggend geologisch substraat kalkrijk. Algemeen wordt aangenomen dat de beschikbaarheid van calcium een voorwaarde sine qua non in het ontwikkelingsproces van de maretak is … al stelt recent onderzoek dit in vraag (zie kaderstuk).

Canadapopulieren

Momenteel is, zeker in Vochtig-Haspengouw en het meer reliëfrijk overgangsgebied naar Droog-Haspengouw, de canadapopulier (Populus x canadensis Moench) de voornaamste gastheer of waardplant voor de maretak. Deze ‘waterzuiger’ van de wilgenfamilie werd na het kantelmoment ‘1958’ op grote schaal aangeplant in de vochtige weilanden aldaar en sedertdien drukken ‘populierenakkers’ hun stempel op het Haspengouws coulissenlandschap. Een volwassen populier kan immers ca. 100 liter (kalkhoudend) water per dag aan de bodem onttrekken en vervolgens via het bladerdek transpireren, m.a.w. de canadapopulier draineert de bodem. Bovendien was de houtproductie – een canadapopulier is een snelgroeier die op een ouderdom van ca. 30 jaar kaprijp is – een economische meerwaarde voor de Haspengouwse land(schaps)bouwer. Op de stam en de takken van een canadapopulier – en vooral in de oksels van de zijtakken met de stam – kan een maretak wortelschieten en groeien … ware er indertijd niet de sleuner (houtbeheerder) die geregeld met zijn vlijmscherp kapmes de onderste zijtakken weghakte. Voor de houtproductie was een dikke lange stam immers essentieel en de aanwezigheid van een halfparasiet als de maretak belemmerde de optimale groei van de boom. Ter illustratie een citaat uit de Diksjenêr van Kotsove (2000) van Jef Oris: “kannedasse sleuine: om een rechte lange stam te bekomen worden de canadabomen opgesnoeid; met lange steekbeitels worden de zijtakken weggestoken; de ‘sleuiner’ werkt met lange ladders of klimt met de sporen aan, langs de stam omhoog, en kapt er met een bijltje de takken af”. In mijn jeugd keek ik met bewondering op naar die roekeloze sleuners die zo hoog in de canada’s aan de overkant van mijn straat durfden klimmen. De maretak is dus in Haspengouw minstens al sinds de tweede helft van de 20ste eeuw landschapsbepalend aanwezig maar werd in zijn potentieel ongebreidelde ontwikkeling in een canadapopulier letterlijk beknot door de sleuner.

Sleunen / niet sleunen

Vanaf het eind van het tweede millennium taande de belangstelling voor de Haspengouwse populierenakkers als leveranciers van hout. In de plaatselijke afzetmarkt – in casu de fruitsector – kromp de vraag naar het eerder laagwaardig canadaboomhout door de overschakeling naar meer duurzame en voedselveilige kisten en bakken in kunststof. Daarom werden gerooide percelen niet meer systematisch door nieuwe aanplantingen vervangen. Volgens de Vlaamse bosinventaris is het aandeel van de populier in de totale populatie van de Vlaamse bossen tussen 1997 en 2021 significant gedaald van 17% naar 11% terwijl alle andere loofbomen vooruitgang boeken! Door de afgenomen belangstelling voor de canadapopulier lost ook het Haspengouws coulissenlandschap geleidelijk op … Vochtig-Haspengouw krijgt een opener karakter. De overgebleven populieren worden niet meer gesleund zodat de ontwikkeling van de maretak momenteel niet meer door menselijke ingrepen verstoord wordt. Het beroep en alaam van de sleuner zijn derhalve bijgezet in de galerie van de ‘oude ambachten’. Het niet meer sleunen (of snoeien) van de canadapopulier is volgens mij dan ook het voor de hand liggend antwoord op de vraag waarom de populatie maretakken de jongste tijd zienderogen toeneemt … tenzij ook dit fenomeen vroeg of laat in de schoenen van de ‘klimaatverandering’ geschoven wordt. Wie weet?

Door de natuurbeheerders van de alluviale vlakten wordt de canadapopulier al langer met een scheef oog bekeken. Door de humificatie van de afgevallen bladeren wordt de bodem overmatig met … stikstof aangereikt. Dit leidt in de ondergroei tot een woekering van brandnetels en bramen waardoor de zo typische beekdalbegeleidende vegetatie in de verdrukking komt. Vandaar dat de natuurbeheerders meer en meer afzien van de heraanplant van canadapopulieren op alluviale gronden.

Hoogstamboomgaarden

In Haspengouw treden in principe, naast de canadapopulier, ook hoogstammige fruitbomen (vooral appel- en perenbomen) op als potentiële gastheer of waardplant voor de maretak. Tot omstreeks het kantelmoment ‘1958’ omzoomden hoogstammige boomgaarden de Haspengouwse boerendorpjes … dit leverde telkenmale in het voorjaar aardige bloesemplaatjes en colonnes bloesemtoeristen op. Maar de inplanting en ontwikkeling van maretakken in hun kruinen werd letterlijk weggesnoeid omdat ze de groei, het rijpingsproces en de pluk van het fruit en het economisch rendement van de fruitkweker verstoorden. Vanaf ‘1958’ schakelde de fruitsector over op laagstammige aanplantingen waarin de storende aanwezigheid van de maretak uiteraard taboe was: een efficiënte snoei bepaalde het succes van de opbrengst. De halfparasiet weet zich nu nog te vestigen en te handhaven, zij het in geringe mate, op het fors uitgedund areaal hoogstammige fruitbomen dat op restpercelen her en der nog gedoogd wordt maar door de oprukkende verstedelijking ten dode opgeschreven is. Maar als ze er echt gaan woekeren, versnellen ze het afsterven van hun gastheer … een dilemma!

En nu?

De toekomst van de maretak in het Haspengouws landschap is gelinkt aan het lot van de canadapopulier en/of een al dan niet geslaagde revival van de hoogstamboomgaarden … tenzij er zich – misschien als gevolg van de klimaatopwarming? – andere waardplanten aandienen. In de schoot van het Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren loopt er een project dat de rehabilitatie van hoogstamboomgaarden als historisch landschapselement en waardevol biotoop beoogt. Ik ben hiervan een vurige supporter. Het toekomstig Haspengouws landschap wordt mede bepaald door de nakende uitrol van de op til zijnde herbebossingsdecreten van de Vlaamse overheid. Deze plannen doen me onwillekeurig terugdenken aan de verordeningen (1773-76) van landvoogdes Margaretha van Oostenrijk waarmee destijds bevolen werd dat alle woeste gronden (lees: schrale heidevegetaties op zandige bodems) in de Zuidelijke Nederlanden herbebost moesten worden. Anno 2024 zwaaien Vlaamse politici met plannen om de van nature meest vruchtbare gronden van Vlaanderen – de Haspengouwse (zand)leemgronden – te herbebossen. Meer kennis, inzicht én respect voor de caleidoscoop (= verscheidenheid) van de Vlaamse landbouwregio’s moeten leiden tot meer selectieve maatregelen en minder eenheidsworst, louter en alleen gebaseerd op procenten en gemiddelden. Op het vlak van duurzame landbouw hebben de polders, de West-Vlaamse zandstreek, de Vlaamse Ardennen, het Meetjesland, het Waasland, het Pajottenland, het Hageland, de Noorderkempen, het Kempens plateau en Haspengouw elk hun eigen profiel en problemen, uitdagingen en oplossingen. Als Haspengouwer besef ik maar al te goed dat appels met peren vergelijken zinloos is. En als er dan toch Bomen en Bossen in Haspengouw moeten bijkomen, dan liefst een zo breed mogelijk assortiment aan soorten zodat de Maretak, in een coalitie met de Merels en de Lijsters, zelf kan kiezen waar hij wil parasiteren en overleven!

Aansluitend bij het onderwerp van deze blog over actuele landschappelijke aspecten omtrent de maretak, verwijs ik naar een mogelijks grensverleggende studie en een artikel (2021) omtrent een andere vraag: ‘Is de aanwezigheid van Viscum album (Maretak) gebonden aan kalkrijke bodems’. De studie werd uitgevoerd door Robert Berten, Thomas Neyens, Toon Willems en Jaco Vangronsveld. Het artikel is gepubliceerd in het tijdschrift Dumortiera, een uitgave van de Plantentuin Meise en de Koninklijke Belgische Botanische Vereniging. Je kan het artikel elektronisch raadplegen op de website van de Plantentuin Meise; en vervolgens doorklikken naar “Dumortiera 117 (2021), pp 3-10”.

Lapis, mors-abolescens.
13 maart 2024


Scroll to Top
Scroll to Top